Wat zijn de basis spelregels bij voetbal?
Voetballen doe je bij een voetbalvereniging, waar je kunt trainen en wedstrijden speelt met je team. Je wint wedstrijden door meer doelpunten te scoren dan de tegenstander. Duidelijke voetbal regels zorgen ervoor dat trainingen en wedstrijden sportiever en leuker verlopen. Voetbal vindt plaats op een voetbalveld, met twee teams van elf spelers. Je mag de bal aanraken met alle lichaamsdelen behalve je armen en handen. De officiële voetbal spelregels gelden over de hele wereld. Het is een grote kracht dat de spelregels van het voetbal overal hetzelfde zijn. Zo weet iedere voetballer te spelen met respect voor het andere team en de wedstrijdofficials.
Een voetbaluitrusting bestaat altijd uit een shirt met mouwen, een korte broek, kousen, scheenbeschermers en schoenen. Het hele team draagt hetzelfde, zodat direct duidelijk is welke speler bij welk team hoort. Bij koud weer mag je onderkleding dragen. De mouwen van de onderkleding moet dan wel dezelfde kleur hebben als de mouwen van je shirt. Sieraden dragen is niet toegestaan. Sieraden die niet verwijderbaar zijn, mogen spelers afplakken met tape.
De regels voor voetbal zijn in de basis als volgt:
• Een wedstrijd bestaat uit twee helften van 45 minuten.
• Beide teams mogen maximaal 5 keer wisselen in maximaal 3 wisselmomenten.
• Elf spelers van het ene team strijden tegen elf spelers van een ander team.
• Het voetbalveld is ten minste 100 en maximaal 105 meter lang op basis van KNVB richtlijnen.
• Het voetbalveld is ten minste 64 en maximaal 69 meter breed op basis van KNVB richtlijnen.
• Doelen staan aan weerszijden van het veld en zijn 7,32 meter breed en 2,44 meter hoog.
• Je krijgt één punt bij het scoren van een doelpunt.
• Het team met de meeste doelpunten aan het einde van de wedstrijd wint.
• Gelijke doelpunten = gelijkspel.
• In competities behalen teams punten door een wedstrijd te winnen of gelijk te spelen. Een overwinning is goed voor drie punten, gelijkspel leidt tot één wedstrijdpunt per team.
• In competities spelen teams meestal twee keer tegen elkaar, één wedstrijd thuis en één wedstrijd uit (bij de tegenstander).
De bal is uit als de bal helemaal over de achterlijn of zijlijn is gegaan. De bal is ook uit het spel als de scheidsrechter de wedstrijd onderbreekt. Op alle andere momenten is de bal in het spel. Komt de bal terug van de doellat of doelpaal? Dan is de bal nog gewoon in het spel. Ook als de bal tegen de cornervlag komt en in het veld blijft gaat het spel door. Komt de bal tegen de scheidsrechter aan? Dan wordt het spel stilgelegd en krijgt het team dat balbezit had de bal terug via een scheidsrechtersbal.
Om te scoren moet de bal helemaal over de doellijn gaan. Het is pas een doelpunt als de bal tussen de doelpalen, onder de doellat en over de doellijn gaat. De partij die scoort mag geen overtreding van de spelregels hebben gemaakt, anders geldt het doelpunt niet. Bijvoorbeeld als er gescoord wordt vanuit buitenspelpositie.
Wedstrijden staan onder leiding van de scheidsrechter. De scheidsrechter volgt het spel en zorgt voor het toepassen van de spelregels. Er zijn 2 assistent-scheidsrechters, ook wel grensrechters genoemd aanwezig om daarbij te helpen. Als speler volg je de beslissingen van de scheidsrechter altijd op. De beslissingen zijn bindend, maar zolang het spel nog niet is hervat mag de scheidsrechter terugkomen op de beslissing.