11. Bust
Je gooit meer punten dan dat je nodig hebt. Stel dat je 16 punten over hebt en je gaat voor de dubbel 8, maar je dartpijl komt in de dubbel 16 terecht, dan heb je een 'bust'. Dit staat voor geen score. Je beurt is dan voorbij.
12. Checkout
Het uitgooien van een leg door te eindigen met een dubbel. Sta je bijvoorbeeld op 28 punten, dan moet je dubbel 14 gooien. Sta je op 32, dan moet je dus dubbel 16 gooien. Je kunt dit ook een finish noemen.
13. Marker
Als je een bepaalde dubbel wilt raken, maar je je dartpijl net naast dat vakje gooit, dan is dat een marker. Je kunt die dartpijl dan als focuspunt gebruiken om via deze dartpijl de gewenste dubbel te raken met je volgende worp. Ook voor de triple 20 wordt vaak gebruikt gemaakt van markers, om zo 100, 140 of zelfs 180 scores te gooien.
14. Tops
De dubbel 20 wordt ook wel tops genoemd, omdat dit het bovenste vakje van het dartbord is. Hiermee gooi je een overgebleven score van 40 uit.
15. Wegzetten
De beurt vóór een beurt waarin je een dubbel kunt gaan raken. Om een voorbeeld te geven: je staat op 172, dit kun je nog niet uitgooien, maar je gooit een mooi totaal van 140. Je hebt je score dan goed weggezet, want in je volgende beurt kun je uit met dubbel 16 om de leg te pakken.
Nu je een beetje wegwijs gemaakt bent in de bekendste termen van het darten, kun je zelf aan de slag. Neem je favoriete dartpijlen, ga staan aan de oche en ga op zoek naar die ton 80. Kijk wel uit voor bouncers en win je wedstrijd met een voltreffer op tops!