Je eigen parcours bedenken
Met deze set kan je kind zijn eigen behendigheidsparcours bedenken met tal van leuke activiteiten. Je kind kan van hoepel naar hoepel springen, leren om de hoepels rond zijn benen te laten draaien, zijn evenwicht oefenen door over stapstenen te lopen zonder de vloer te raken, de hoepels over een kegel gooien, de hoepels over de grond laten rollen. Tal van mogelijkheden om zijn psychomotorische ontwikkeling en verbeelding te stimuleren.
Certificatie
Ons behendigheidsparcours voldoet aan de geldende regels voor speelgoed voor kinderen die jonger zijn dan drie jaar. De voordelen zijn goedgekeurd door een psychomotorisch therapeut.
Onderhoud en schoonmaak
Berg de set plat op, horizontaal of verticaal. Schoonmaken met water, gebruik geen huishoudproducten. Leg er geen zware voorwerpen op.
Het dynamisch evenwicht leren houden verloopt in fasen
Voor de leeftijd van 4 jaar moet het kind eerst leren om zijn lichaam in een bepaalde richting voort te bewegen. Stilaan verfijnt hij zijn bewegingen en leert hij de ene voet voor de andere te zetten.
Op 4 jaar kan een kind over een balk lopen die minstens anderhalve keer zo breed is als zijn voetjes, door de ene voet plat neer te zetten voor de andere.
Op 6 jaar kan een kind met een hiel-teen beweging over een balk lopen die minstens even breed is als zijn voetjes.
De psychomotorische ontwikkeling:
De psychomotorische ontwikkeling van kinderen wordt beïnvloed door de genetische, motorische en psychische aanleg.
Een product kan een invloed hebben op de psychomotorische ontwikkeling van het kind wanneer het om het motorisch gebied gaat.
Dat motorisch gebied omvat verschillende grote elementen: het lichaamsbesef, de dynamische coördinatie, de oog-handcoördinatie, de fijne motoriek en de oriëntatie in tijd en ruimte.
Lichaamsbeeld
Het lichaamsbeeld is hoe het kind zijn lichaam ziet, naarmate dit zich ontwikkelt kan het kind zijn bewegingen verfijnen, groeit zijn lichaamsbesef en meer algemeen zijn zelfvertrouwen. Het wordt allereerst ontwikkeld op basis van gevoel en bewegingen, voordat het kind lichaamsdelen kan aanwijzen en benoemen. Hoe meer het kind beweegt, hoe verfijnder zijn lichaamsbeeld wordt en hoe beter hij leert bewegen.
Oog-handcoördinatie
De oog-handcoördinatie omvat alle bewegingen waarbij je tegelijk de ogen en het lichaam of een deel van het lichaam gebruikt: voor de allerkleinsten is dat een lijn volgen, daarna met handen of voeten eerst grote en later steeds kleinere voorwerpen of doelen grijpen of aanraken, tot de fijne motoriek met onafhankelijke vingerbewegingen: met de vingers trommelen, kralen rijgen, schrijven.
Oriëntatie in tijd en ruimte
Oriëntatie in tijd en ruimte omvat alles wat verband houdt met het tijdsbesef van het kind (voor/na, activiteiten op een vast tijdstip, dag/nacht, seizoen enz.) en met zijn ruimtelijk gevoel (voor/achter, op/onder, rechts/links enz.)